Gestelde vragen tijdens vragenrecht Raad 23 januari 2018
Voorzitter
We willen vanavond alleen duidelijkheid over een ding, heeft het college de raad op 4 december 2017 correct voorgelicht over de stand van zaken PBH en zou zijn afgezien van het concretiseren van een noodwinkel op de PBH locatie. Dit ondanks de door de raad gestelde kaders in februari 2014.
Op 4 december werd door het college aangegeven dat op 13 oktober 2017 Ahold/ Hendrikse BV zich in de vorm van een “concept communicatiemail” bereid verklaard zou hebben om af te zien van een tijdelijke winkel op het terrein van de voormalige Prins Bernhard Hoeve (PBH).
Deze verklaring zou onder druk zijn afgegeven (niet meedoen betekent geheel buiten spel komen te staan bij de verdere supermarktontwikkeling).
Tot dat moment en ook daarna heeft Ahold/ Hendrikse BV steeds gezegd (voor het laatst tegen u op 22 januari 2018) en voor de raadsvergadering van 4 december 2017, in de middag per mail er aan te hechten dat de tijdelijke supermarkt snel wordt gerealiseerd. Dit in het verlengde van een gesprek op 1 december 2017.
Tijdens de raadsvergadering van 4 december heeft het college echter meegedeeld dat Ahold/ Hendrikse afziet van een tijdelijke winkel op het PBH-terrein.
Desgevraagd hield u zeer stellig staande dat dit de stand van zaken was.
Deze twee versies van het verhaal lijken strijdig met elkaar.
Onze concrete vraag is: wie heeft het gelijk aan haar zijde? Is dat AH of het zittende college?
Uit brieven die openbaar zijn gemaakt door o.a. A&H uit Zuidlaren kan worden opgemaakt dat het college de raad verkeerd heeft geïnformeerd. Dat zou, mocht dit zo zijn, een vervelende situatie opleveren. Vandaar onze vraag om NU duidelijkheid.
Verder hadden we nog als aanvulling wat extra vragen. Onze andere vragen corresponderen met de schriftelijke vragen zoals gesteld door PvdA, CU en GroenLinks. We kunnen ons daar prima bij aansluiten en wachten die antwoorden wel af.
Verdere aanvullende vragen zijn:
• Wanneer wordt de grond van Leijten eigendom van de Gemeente? Volgens het kadaster is de grond nog steeds eigendom van Leijten en heeft de aankoop formeel dus niet plaats gevonden. Er zouden er wat probleempjes zijn, wat zijn die probleempjes?
• Graag zouden we de intentieverklaring willen ontvangen dan wel ter inzage zienworden gelegd, die door de vier partijen is ondertekend
• Als de brieven die AH heeft gestuurd juist zijn, kunt u dan aangeven waarom u hebt besloten af te wijken van het raadsbesluit van februari 2014 en een eigen koers te varen , zonder de raad juist in te lichten?
• Welk groot belang werd hier gediend dat het terzijde leggen van het raadsbesluit rechtvaardigde?
• Kunt u uitleggen waarom AH onder druk is gezet om het verzoek om een noodwinkel in te trekken?
• Kunt u aangeven wat uw redenen waren om ervoor te kiezen de raad onjuist te informeren?
• Welke relatie heeft deze handelwijze tot uw eerder gedane uitspraak over de zogenaamde ondernemers die boeven zijn en is het college wel in staat onze eigen ondernemers fair en met ondersteuning te behandelen?
Tot zover onze mondelinge vragen
Ter geheugensteuntje:
Besluit februari 2014: 15 voor, 7 tegen (CDA, VVD, D66).
1. Besluit was om medewerking te verlenen aan het verplaatsen en vergroten van de AH supermarkt van de Stationsweg naar de voorzijde van het PBH complex te Zuidlaren met een maximale winkelvloeroppervlakte van 1.500 m² en maximaal 2.000 m² bruto vloeroppervlakte, onder de voorwaarde dat de te verlaten locatie aan de Stationsweg wordt heringevuld met een subtrekker in het niet-dagelijkse (detailhandel)segment;
2. voor de verdere herontwikkeling van de voorzijde en traverse programmatisch in te zetten op een combinatie van wonen, gezondheidscentrum, zakelijke dienstverlening en horeca en daarvoor eerst een structuurvisie op te laten stellen, later gevolgd door een bestemmingsplan dan wel afwijkingsprocedures op basis van aanvragen om omgevingsvergunning;
3. de gemeentelijke kosten voor het opstellen van een structuurvisie, geraamd op € 35.000,- ex btw, ten laste te brengen van planologiebeleid;
4. burgemeester en wethouders mandateren om de grondverkoopbesprekingen van de gemeentelijke grondpositie op de voorzijde verder af te ronden en met nadere voorstellen tot verkoop daarvan te komen.